An English Dutch Dictionary
English to Dutch
Dutch to English
whole word, sort by length
page 1 of 2 for "
the can
"
1
2
Next
English
Dutch
the can
het blikje (de blikjes)
het blik (de blikken)
the can opener
de blikopener (de blikopeners)
the Canadian
de Canadees (de Canadezen)
the canal
het kanaal (de kanalen)
de gracht (de grachten)
the cancellation
de annulering (de annuleringen)
the candidate
de kandidaat (de kandidaten)
the candlelight
het kaarslicht
the candlestick
de kaars (de kaarsen)
the candy
het snoepje (de snoepjes)
the cane
het riet
the can
Dutch singular
het blikje
Dutch plural
de blikjes
part of speech
noun
English singular
the can
categories
niet-elektrische goed
product
the can
Dutch singular
het blik
Dutch plural
de blikken
part of speech
noun
English singular
the can
categories
niet-elektrische goed
product
show all categories
Read the
help
about search options, verb conjugation tables, etc.
Search script and dictionary developed by
www.valley-trail.com
Compiled in the 21st century