An English Dutch Dictionary
English to Dutch
Dutch to English
whole word, sort by length
page 1 of 1 for "
vaak
"
Dutch
English
het regent vaak in de herfst
it often rains in the fall
niet vaak
seldom
vaak
frequent
frequently
oft
often
vaak bezoeken (bezocht ... vaak, heb ... vaak bezocht)
to frequent
vaak
Dutch
vaak
English
frequent
vaak
Dutch
vaak
English
frequently
categories
bijwoord
bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
vaak
Dutch
vaak
English
oft
vaak
Dutch
vaak
English
often
categories
bijwoord
bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
show all categories
Read the
help
about search options, verb conjugation tables, etc.
Search script and dictionary developed by
www.valley-trail.com
Compiled in the 21st century