Cursus Nederlands »
Woordsoorten » Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. In het eerste voorbeeld is boek het zelfstandig naamwoord. We gebruiken het bijvoeglijk naamwoord groen om de kleur van het boek aan te geven.
het groene boek
Als de of het voor een zelfstandig naamwoord staat, moet er een letter aan het bijvoeglijk naamwoord worden toegevoegd. Dat achtervoegsel is de letter e. De e wordt aan groen toegevoegd om groene te maken.
het groene boek
de groene tafel
Als het lidwoord een is zijn er twee mogelijkheden. Als het voor dat zelfstandig naamwoord kan staan, dan voegen we geen e aan het bijvoeglijk naamwoord toe. Hier is het bijvoeglijk naamwoord groen, want het staat voor een het-woord.
een groen boek
Als het lidwoord een is en het zelfstandig naamwoord een de-woord is, dan voegen we wel een e aan het bijvoeglijk naamwoord toe. Hier is het bijvoeglijk naamwoord groene, want je kunt zeggen: de tafel.
een groene tafel
Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, voegen we altijd e aan het bijvoeglijk naamwoord toe.
groene boeken
groene tafels
de groene boeken
de groene tafels
We moeten een letter van het bijvoeglijk naamwoord weghalen als de uitspraak daardoor niet verandert. Als e aan groot wordt toegevoegd moet oo afgekort worden tot o. Het woord grote is het resultaat.
Vergelijk groot met groen, dat niet “afgekort” kan worden.
het grote schip
de grote auto
een groot schip
een grote auto
de grote schepen
de grote auto’s
We gaan deze regels toepassen. Zet het bijvoeglijk naamwoord blauw op de puntjes in deze zin: Ik zie een ... fiets.
We hebben gelezen wat er met een bijvoeglijk naamwoord gebeurd als er een voor staat.
In dit geval (fiets is een de-woord) voegen we
e aan blauw toe. We krijgen: blauwe.
Resultaat: een blauwe fiets
Zet het bijvoeglijk naamwoord groot op de puntjes in deze zin: Ik zie een ... auto.
We hebben gelezen wat er met een bijvoeglijk naamwoord gebeurd als er een voor staat.
In dit geval (auto is een de-woord) voegen we
e aan groot toe.
Omdat de uitspraak niet verandert als we een o weghalen, moeten we dat doen. Het bijvoeglijk naamwoord is dus grote.
Resultaat: een grote auto
Er zijn nog drie regels voor het aanpassen van de spelling van bijvoeglijke naamwoorden. De vier spellingsregels komt je ook tegen bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden en bij werkwoorden.
Als een bijvoeglijk naamwoord op een s eindigt, verander die letter dan in een z als je er een e aan toevoegt.
Een grijs dak. Het grijze dak.
Een ambitieus plan. Het ambitieuze plan.
Als een bijvoeglijk naamwoord op een f eindigt, verander die letter dan in een v als je er een e aan toevoegt.
Een creatief plan. Het creatieve plan.
Als een bijvoeglijk naamwoord een van de volgende klinkers bevat a, e, i, o, u, dan moet de medeklinker (die daar achter staat) verdubbeld worden als de uitspraak van de klinker verandert door het toevoegen van de e. Als je een e toevoegt en verder niets doet, komt een klinker opeens in een open lettergreep te staan. Die zou dan als aa, ee, ie, oo of uu worden uitgesproken, maar dat is niet goed.
Een mak paard. Het makke paard.
Een bot mes. Het botte mes.
Het woord draadloos verandert door twee spellingsregels. Er valt een o weg en de s verandert in een z.
Een draadloos apparaat. Het draadloze apparaat.
Uitzonderingen
Er zijn een paar opvallende uitzonderingen waarbij we geen e toevoegen. Het zijn er niet zo veel.
het bijvoeglijk naamwoord
het zelfstandig naamwoord
het persoonlijk voornaamwoord
een groot pianist
In de vorige zin slaat groot op het pianist-zijn, op de kwaliteit van het spel. De binding is tussen groot en pianist is daar sterk. In een normale zin kan grote ook op de lichaamslengte van de pianist, of op een andere eigenschap, slaan. Het volgende voorbeeld zie je het normale gebruik van dit bijvoeglijk naamwoord.
een grote pianist
Stoffen en materialen
Bij stoffen en materialen, zoals ijzer, papier en hout, is het achtervoegsel van het bijvoeglijk naamwoord vaak en. Zet er geen e achter.
de ijzeren tafel
de ijzeren tafels
het ijzeren dak
de stenen muren
de houten tafel
het papieren servet
de wollen handschoenen
Sommige stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden hebben helemaal geen achtervoegsel.
de plastic buis
het nylon touw
Een zelfstandig naamwoord weglaten
Als je een zelfstandig naamwoord weglaat wordt het bijvoeglijk naamwoord het onderwerp
van de zin, als het weggelaten zelfstandig naamwoord het onderwerp was. Misschien moet de lezer de vorige zinnen lezen om erachter te komen wat je bedoelt. In dit voorbeeld staat
het zelfstandig naamwoord wel in de eerste zin, maar niet in de tweede. Daar is het woord tafel weggelaten.
De groene tafel is schoongemaakt.
De groene is schoongemaakt.
Soms is het toch wel duidelijk wat je bedoelt, zelfs als je het zelfstandig naamwoord weglaat.
De groene boeken en de blauwe boeken zijn kwijt.
De groene en de blauwe boeken zijn kwijt.
Let op de e in groene in het volgende voorbeeld. Een bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op een e als het zich als een zelfstandig naamwoord gedraagt.
Hij kreeg een blauw boek en ik een groen boek.
Hij kreeg een blauw boek en ik een groene.
Veel bijvoeglijke naamwoorden kunnen als zelfstandige naamwoorden functioneren.
de blauwe
de rode
een snelle
Bijvoeglijke naamwoorden op andere plaatsen in de zin
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord op minstens vier manieren gebruiken. Het kan:
voor een zelfstandig naamwoord staan en daar iets over zeggen: het groene boek
een zelfstandig naamwoord vervangen en zich dus als een zelfstandig naamwoord gedragen: de groene
achter een werkwoord staan en iets over een zelfstandig naamwoord zeggen: het boek is groen
achter een werkwoord staan en daar iets over zeggen. Dan helpt het mee om een actie of situatie te beschrijven.
Iets zeggen over een zelfstandig naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord kan informatie geven over een zelfstandig naamwoord, zelfs als
er een werkwoord tussen staat. Het bijvoeglijk naamwoord krijgt dan geen extra e. Dat komt
door de plaats in de zin die hij inneemt.
Het boek is groen.
Het maakt dan niet uit of er de of het voor het zelfstandig naamwoord staat. Door de plaats in de zin van groen wordt er geen e aan toegevoegd.
Het boek is groen.
De tafel is groen.
Als er een voor het zelfstandig naamwoord staat, krijgen we:
Een boek is groen als de kaft groen is.
Een boek is rood als de kaft rood is.
Een tafel is blauw als het blad blauw is.
Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, krijgen we:
De boeken zijn groen.
De tafels zijn groen.
Weilanden zijn groen.
Iets zeggen over een werkwoord
Soms zegt een bijvoeglijk naamwoord niets over een zelfstandig naamwoord, maar over een
werkwoord. Als je zegt:
Het schip roest snel.
dan bedoel je niet dat het schip snel is. Je bedoelt dit:
Dat is een snel roestend schip.
Het roesten gaat snel. Snel zegt iets over het werkwoord
roesten. Als een bijvoeglijk naamwoord op die manier gebruikt wordt, zou je
het een bijwoord kunnen noemen.
Bijvoorbeeld:
De kleuren zijn niet goed, maar ze passen is goed bij elkaar.
De kleuren passen goed bij elkaar.
De trein zou langzaam kunnen zijn, maar dat zeggen we niet. Het versnellen gaat langzaam.
De trein versnelt langzaam.
Misschien is de jongen snel als hij dat wil. Het lopen is hier langzaam.
De jongen loopt langzaam.
Trappen van vergelijking
We gebruiken trappen van vergelijking om dingen met elkaar te vergelijken. We kunnen aangeven
welk schip groot, groter of het grootst is.
Het woord groter is een o kwijtgeraakt, omdat de uitspraak niet verandert als die letter wordt weggelaten. Bij het-woorden krijgen we:
Het schip is groot.
Het schip is groter dan mijn straat.
Dat schip is het grootst.
Dat werkt ook voor de-woorden.
De auto is groot.
De auto is groter dan mijn tuin.
Die auto is het grootst.
In de volgende voorbeelden zetten we het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord,
waardoor het echt als een bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt. We krijgen bij
het-woorden:
het grote schip
het grotere schip
het grootste schip
En bij de-woorden:
de grote auto
de grotere auto
de grootste auto
Als een voorkomt, wordt groot
of groter voor het-woorden gebruikt.
een groot schip
een groter schip
Als een voorkomt, wordt grote of
grotere voor de-woorden gebruikt.
een grote auto
een grotere auto
Vul de overtreffende trap van groot in: een ... auto
We voegen er toe aan groot, want we hebben de overtreffende trap nodig.
Dan hebben we een woord gemaakt dat in het Nederlands niet bestaat: grooter.
Omdat de uitspraak niet verandert als we een o weglaten, moeten we dat doen. We krijgen: groter.
In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk hebben we gelezen wat je met een bijvoeglijk naamwoord
moet doen, als er een voor staat. In dit geval
(auto is een de-woord) voegen we e toe: grotere.
Resultaat: een grotere auto
Vul de overtreffende trap van mooi in: een ... schip
We voegen er aan mooi toe, want we hebben de overtreffen trap nodig. We krijgen: mooier.
We kunnen van de klank ooi geen letters weglaten, want dat zou de uitspraak veranderen.
In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk hebben we gelezen wat je met een bijvoeglijk naamwoord
moet doen, als er een voor staat. In dit geval
(schip is een het-woord) voegen we geen e toe.
Resultaat: een mooier schip
Voorbeelden:
Dat is een grote vrachtwagen.
Dat is een heel grote auto.
Je hebt een grotere tuin nodig.
Je hebt een groter kantoor nodig.
Dat is de grootste auto die hier kan parkeren.
Een tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken
Je maakt het tegenwoordig deelwoord van een werkwoord door de infinitief te nemen (het woord dat je in het woordenboek vindt als je een werkwoord zoekt) en daar een d achter te zetten. De infinitief van het werkwoord roesten met een d erachter is roestend. Je kunt zo’n tegenwoordig deelwoord als een bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Dat doe je op deze manier:
Dat is een snel roestend schip.
Dat is het roestende schip.
Een bijvoeglijk naamwoord dat van een tegenwoordig deelwoord is afgeleid krijgt vaak een
extra e. Dat is bij gewone bijvoeglijke naamwoorden ook zo. Van het werkwoord
smelten leiden we het tegenwoordig deelwoord smeltend af. Het bijvoeglijk naamwoord smeltend wordt net zo gebruikt als groen, zoals je hieronder kunt zien.
het smeltende ijsje
het groene ijsje
een smeltend ijsje
een groen ijsje
de smeltende ijsberg
de groene ijsberg
een smeltende ijsberg
een groene ijsberg
Andere voorbeelden:
de schaatsende vrouwen
het winnende team
een hinnikend paard
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken
Een voltooid deelwoord van een werkwoord is sterk of zwak. Een zwak voltooid deelwoord begint meestal met ge en eindigt op d of t.
Een bijvoeglijk naamwoord dat van een voltooid deelwoord is afgeleid krijgt vaak een extra e. Dat is bij gewone bijvoeglijke naamwoorden ook zo. Het voltooid deelwoord van gooien is gegooid. Het voltooid deelwoord van gebruiken is gebruikt. Waar dat nodig is wordt een e toegevoegd.
de gegooide bal
de gebruikte mixer
een gebruikt bord
het gebruikte bord
Een sterk voltooid deelwoord begint meestal met ge en eindigt op en. Voeg geen extra letters toe als je een bijvoeglijk naamwoord van een sterk voltooid deelwoord maakt. Opmerking: Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (die bijvoorbeeld op en eindigen) krijgen ook geen extra e, zoals je eerder in dit hoofdstuk hebt kunnen lezen.
het gezongen lied
de verloren sleutel
de verloren, ijzeren sleutel
Het voltooid deelwoord geweest van het werkwoord zijn kan niet als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
In plaats daarvan gebruiken we gewezen.
de gewezen burgemeester
naar boven
|