Cursus Nederlands » Woordsoorten


Woordsoorten

Elk Nederlands woord hoort in een bepaalde categorie. Deze categorieėn noemen we woordsoorten.

Zelfstandige naamwoorden zijn namen van voorwerpen, personen en abstracte dingen.

Een lidwoord staat voor een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Er zijn drie lidwoorden in het Nederlands.

Een werkwoord beschrijft een gebeurtenis, iets dat wordt gedaan, of een situatie.

Een bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en hoort daarbij. Als het zelfstandig naamwoord niet genoeg zegt over een persoon of ding, dan vult een bijvoeglijk naamwoord dat aan.

Gebruik voornaamwoorden als je over personen of dingen wilt praten zonder hun namen steeds te noemen.

Bijwoorden geven meestal extra informatie over een actie of situatie (die door een werkwoord worden beschreven), maar soms over een ding of persoon (die door een zelfstandig naamwoord worden beschreven).

Voorzetsels kunnen iets zeggen over de plaats waar een persoon of ding is. Een voorzetsel kan ook een abstracte betekenis hebben.

Voegwoorden koppelen twee zinnen aan elkaar.

Hoofdtelwoorden worden gebruikt om te tellen. Rangtelwoorden geven een volgorde aan. Dit hoofdstuk gaat ook over berekeningen, adressen, data en tijd.

Sommige woorden horen niet in de voorgaande categorieėn. Dat zijn meestal tussenwerpsels, die niet bijdragen aan de structuur van een zin. De andere woordsoorten doen dat wel.



naar boven